Overslaan naar inhoud

Orde van Advocaten discrimineert

ECLI:NL:RBAMS:2021:928

De Rechtbank te Amsterdam heeft in de uitspraak van 3 maart 2021 geoordeeld dat ten onrechte gemaakt onderscheid tussen een advocaat en niet-advocaat een rol speelt bij de toelating als advocaat, maar niet bij de vraag of eiser belang heeft bij het verkrijgen van zijn stageverklaring. 

De toelating als advocaat wordt bepaald door artikel 2 van de Advocatenwet. Zogenaamde buitenstaanders die niet met succes een opleiding rechtsgeleerdheid hebben afgesloten en dus geen jurist zijn, hebben geen toegang tot de advocatuur.

Het verkrijgen van de stageverklaring wordt bepaald door de Verordening op de advocatuur waarin is opgenomen dat de stagiaire de verklaring, bedoeld in artikel 9b, vijfde lid, van de Advocatenwet, krijgt op het moment dat is voldaan aan de kwalitatieve en kwantitatieve eisen van artikel 3.2 VodaArtikel 1.1 Voda bepaalt dat de stagiaire een advocaat is, die verplicht zijn praktijk uitoefent onder begeleiding van een patroon.

Dus de Rechtbank ziet het verkeerd. Het ongeoorloofde onderscheid tussen een advocaat en niet-advocaat speelt een rol bij het verkrijgen van de stageverklaring. Bij de toelating als advocaat speelt onterecht onderscheid tussen juristen en niet-juristen een rol.

Deel deze post
Labels
Archief
Nieuwe Site Live
Bureau De Kreek